direct naar inhoud van 5.4 Externe veiligheid
Plan: Herinrichting Tramplein 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPTRAM2013-va01

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Beleidskader

In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. Het gaat hierbij om risico's ten aanzien van het vervoer, de opslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen. De risico's met betrekking tot gevaarlijke stoffen worden geduid in het zogenaamde Plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Een toename van het groepsrisico dient verantwoord te worden. De verantwoording is erop gericht om een weloverwogen besluit te nemen over situaties waarin sprake is van een (toename) van het groepsrisico. Het uiteindelijke besluit is aan het bevoegd bezag.

Plaatsgebonden risico (PR)

De kans per jaar dat een persoon komt te overlijden door een ongeval met (het transport van) gevaarlijke stoffen, indien deze persoon zich permanent (vierentwintig uur per dag, gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden.

Groepsrisico (GR)

De kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Het plaatsgebonden risico wordt beheerst door de inherente veiligheid (veiligheidsmaatregelen die aan risicobronnen zijn opgelegd zonder tussenkomst van externe veiligheid) waarmee risicobronnen zijn omgeven. De kans op een ongeval is daardoor zowel volgens de risicoanalyseberekeningen als blijkens de statistiek buitengewoon klein. Het plaatsgebonden risico is daarom een norm waaraan moet worden voldaan. De mogelijkheid van een ramp is een beleidsrelevante afweging voor de inrichting van de ruimte. Omdat de kans op een ongeval buitengewoon klein is, is de zeer kleine kans op een ramp daarmee per definitie een gegeven. Het groepsrisico is om die reden een oriëntatiewaarde, ten aanzien waarvan een afweging moet worden gemaakt. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico heeft in beginsel geen wettelijk basis en het wettelijk gezag kan alleen op grond hiervan niet haar oordeel baseren. In de praktijk heeft de oriëntatiewaarde wel juridische relevantie en fungeert als markeringspunt, niet als wettelijke waarde met rechtsgevolgen (het al dan niet doorgaan van een plan).

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) staat wanneer het groepsrisico moet worden verantwoord. In de artikelen 12 en 13 van het Bevi is de verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag ten aanzien van de acceptatie van het groepsrisico wettelijk geregeld. Artikel 12 regelt de verantwoordingsplicht bij milieuvergunningen en artikel 13 bij de vaststelling van besluiten in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. In artikel 13 lid 1 onder a tot en met i staat aangegeven welke onderwerpen in de verantwoordingsplicht aan de orde moeten komen. Kort samengevat moet het bevoegd gezag in de verantwoordingsplicht motiveren:

a het aantal personen in het invloedsgebied;

b het groepsrisico;

c de mogelijkheden tot risicovermindering door degene die de inrichting drijft;

d maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in het besluit zijn opgenomen;

e voorschriften ter beperking van het groepsrisico te verbinden aan de inrichting;

f voor en nadelen van andere ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;

g de mogelijkheden om het groepsrisico te beperken in nabije toekomst;

h. mogelijkheden op de voorbereiding van rampenbestrijding;

i. de mogelijkheden tot zelfredzaamheid.

5.4.2 Analyse

Het project zelf behelst niet de opslag van gevaarlijke stoffen, het gaat derhalve niet om een risicovol object. In het kader van externe veiligheid is de Risicokaart Noord-Holland geraadpleegd. Gebleken is dat in de omgeving zich ook geen risicovolle objecten bevinden. Het Noordhollands Kanaal is geen vervoersroute voor gevaarlijke stoffen.

5.4.3 Conclusie

De wetgeving rondom externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor dit project.